Naar hoofdinhoud Naar footer

Niet-pluisfase

Voordat een diagnose gesteld wordt, is er een periode waarin symptomen voorkomen die wijzen op mogelijke dementie. Dit noemen we de niet-pluisfase. Mensen kunnen niet op een woord komen, of vergeten een naam. Of een naaste ziet dat het gedrag verandert. Deze terugkerende veranderingen duiden soms op beginnende dementie, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben.

In de niet-pluisfase geldt dan ook dat het belangrijk is dat mensen met mogelijke dementie en hun naasten er in ieder geval over praten en informatie gaan inwinnen. Voor hen zijn laagdrempelige informatie en voorlichting over de ziekte van groot belang. We zetten daarom informatie, handige hulpmiddelen en tools op een rij.

YouTube video thumbnail

Goede voorlichting geven, hoe doe je dat?

In de niet-pluisfase wil je natuurlijk zorgen voor begrijpelijke informatie voor mensen met mogelijke dementie en hun naasten. Dit betekent dat je mensen goed informeert over de ziekte en het aanbod. Zowel regionaal als lokaal. Gelukkig is er al veel publieksinformatie beschikbaar en zijn er tal van handige materialen en tools voor diverse doelgroepen. Wij hebben ze op een rij voor je gezet en geven je belangrijke tips.

1. Bedenk allereerst goed wat de boodschap is die je wilt overbrengen en aan wie.

  • Wat is je doel? Wil je dat mensen actie ondernemen, zorg dan voor een handelingsperspectief in je boodschap. Wil je enkel informeren, dan is het aanbieden van informatie voldoende.
  • Ga in gesprek met, of bedenk wat je al weet van, de doelgroep.
  • Kijk welke partijen bij jou in de regio al in contact staan met de doelgroep(en). Zijn er kansen voor samenwerking?

2. Welke vorm van voorlichting sluit aan?
Kijk welke vorm van voorlichting het beste aansluit bij de doelgroep en de boodschap die je wilt overbrengen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een video, presentatie of flyer.

3. Zorg ervoor dat herkenbaar is waar de informatie vandaan komt. Zo zullen mensen informatie eerder aannemen als het van een betrouwbare bron afkomstig is. Geef aan waar mensen terecht kunnen met vragen. Denk ook aan het gebruik van logo’s.

4. Benut bestaande informatiebronnen. Gebruik de bestaande (algemene) informatie om je voorlichting samen te stellen, zoals de brochures op de websites:

5. Zorg voor toegankelijke informatie die toegankelijk is voor iedereen. Pharos heeft een aantal handige documenten gemaakt die helpen om passende en laagdrempelige voorlichting te geven:

  • In de gemeente Aalten wordt de 2Doc-documentaire ‘Alles Voor Sophie’ ingezet en de film ‘Still Alice’ om medewerkers van de gemeente en zorgorganisaties te informeren over de ziekte Alzheimer. Ze bereiken hiermee iedereen die bij mensen met dementie achter de voordeur komt, maar ook bijvoorbeeld caissières van winkels. Meer informatie over ‘Still Alice’ vind je op Dementie.nl.
  • In de Regio Zuid-Kennemerland kunnen bewoners terecht voor een lezing over dementie (Voorlichting in Zuid-Kennemerland) in de buurt.
  • In Alkmaar bereiken ze met scholingen over dementie vrijwilligers, scholen, sportverenigingen, culturele instellingen, maar ook medewerkers van winkels en openbaar vervoer (Scholing en voorlichting in Alkmaar).

Signalen herkennen

Bij het herkennen van signalen is het belangrijk om te weten waar je op moet letten en wat je er vervolgens mee doet. Onder ‘Signalen melden of niet?’ gaan we dan ook onder andere in op wat je moet doen als de betreffende persoon met vermoedelijke dementie de signalen zelf niet erkent.

Bij dementie denk je misschien alleen aan vergeetachtigheid, maar er zijn nog meer signalen. Belangrijk hierbij is dat je let op wat je ziet, hoort en voelt (wat voel jij en wat geeft de cliënt aan over hoe hij/zij zich voelt). Als je later in gesprek gaat met de cliënt en zijn mantelzorger kun je dan namelijk heel concreet zijn in je observaties en de signalen benoemen. Mogelijke signalen:

  • verminderd geheugen en oriëntatievermogen
  • moeite met nieuwe dingen leren
  • afasie
  • agnosie en apraxie
  • verminderde zelfredzaamheid
  • gedragsverandering
  • minder sociale contacten en minder levensvreugde

Er zijn diverse tools, tests en trainingen die kunnen helpen bij het signaleren van dementie:

  • Met de tool Tool SignaLeren bij niet-pluisgevoel van Alzheimer Nederland kun je erachter komen of jouw ‘niet pluisgevoel’ klopt. Na 10 korte filmpjes krijg je een duidelijk beeld over de meest voorkomende signalen van dementie. De test kan anoniem worden ingevuld.
  • Op de website van Dementie.nl vind je een overzicht van belangrijke geheugentesten die je voor jezelf of voor een ander kunt doen.
  • Tools, kennis en praktische informatie vind je in het dossier dementie op de website Zorg voor Beter onder andere op het gebied van herkennen.
  • Op het Signaleringskaartje dementie vind je alle vroege signalen van dementie op een rij. Het kaartje helpt onder andere om dementie bespreekbaar te maken met de cliënt en diens mantelzorger.

Het is je verantwoordelijkheid om signalen te delen met de persoon met vermoedelijke dementie of de contactpersoon. Het is belangrijk om dit gesprek goed te voeren. Begin bijvoorbeeld over een makkelijk onderwerp en benoem daarna pas je zorgen en signalen. Heb daarbij aandacht voor de reactie en emotie en bespreek met wie je de signalen mag delen. Vat tot slot het gesprek samen en spreek het vervolg af.
Je kunt vervolgens de huisarts inlichten over de signalen als de cliënt of contactpersoon je hiervoor toestemming geeft. Een huisarts kan hierbij vragen om schriftelijke toestemming, zodat hij ook informatie terug mag koppelen aan jou.

Je bent niet bevoegd om signalen te delen met de huisarts als de cliënt of contactpersoon jou geen toestemming geeft, of de signalen ontkent. Je kunt dan proberen de cliënt te motiveren om zelf contact met de huisarts op te nemen. Wel geldt hierbij één uitzondering: als de veiligheid van de cliënt in het gedrang komt, is het toch jouw plicht om de signalen te delen. Voor gevaarcriteria thuis, kun je contact opnemen met Veilig Thuis. Je kunt ook een melding doen op de website Ik vermoed huiselijk geweld, of de huisarts bellen om je zorgen te delen.

  • Als netwerk kun je het dementieproces van iemand met dementie en de benodigde ondersteuning van het netwerk in kaart brengen met de flowchart. Het Netwerk Dementiezorg Zoetermeer heeft daar goede ervaringen mee. ‘Het maakt de aandachtspunten inzichtelijk en het zorgt voor plezier en actieve betrokkenheid. Als netwerk kun je het als rode draad gebruiken in alles wat je doet.’
  • In het artikel ‘Hoe krijg ik mijn naaste naar de huisarts voor een diagnose?’ gaat huisarts Marieke Perry in op de vraag: ‘Mijn vader ziet niet in dat er bij hem meer aan de hand is dan gewoon vergeetachtigheid. Hoe krijgen wij hem zover dat hij naar de huisarts gaat voor een diagnose?’