Dementiemonitor geeft inzicht in dementiebeleid gemeenten
In Noord-Holland wordt elke 3 jaar het dementiebeleid van gemeenten in kaart gebracht met De Dementiemonitor. Anneke Wienema van dementienetwerk Noord-Holland Noord: ‘het is een geweldig middel om met gemeenten in gesprek te gaan over dementie.’

Bij het dementienetwerk Noord-Holland Noord zijn 19 organisaties aangesloten. Coördinator en projectleider Anneke Wienema van dementienetwerk Noord-Holland Noord: ‘Ons netwerk is anders ingestoken dan andere netwerken in het land. Geriant verzorgt voor 95% het casemanagement, het netwerk houdt zich vooral bezig met overkoepelende onderwerpen, zoals De Dementiemonitor. Dit instrument helpt ons om de stand van zaken bij gemeenten goed in beeld te krijgen. Verder hebben we Familias, een digitale nieuwsbrief voor mantelzorgers en houden we ons bezig met de dementievriendelijke samenleving. Ook organiseren we een Dementie Kennisparade. Dat is een intern scholings- en informatiebijeenkomst voor 500 zorgmedewerkers en 200 vrijwilligers van de organisaties in ons netwerk.’
Zijn gemeenten aangesloten bij het netwerk?
‘De invoering van de Wmo in 2015 betekende dat wij ons tot de gemeente moesten verhouden en intensiever samenwerking met de organisaties. Destijds stond dementie nog niet zo op de kaart. ‘Het zal wel’, dachten veel gemeenten. Gelukkig is dat enorm veranderd, onder andere door het Deltaplan Dementie (DpD). Dementie is ‘hot’. Er is veel landelijke aandacht voor. Gemeenten voelen daardoor meer de urgentie om met dementie aan de slag te gaan, ook vanwege de Wmo. Die landelijke aandacht én onze dementiemonitor zorgen ervoor dat we op dit moment het goede gesprek met gemeenten voeren.’
Zijn de gemeenten in jullie werkgebied dementievriendelijk?
‘Een zestal gemeenten in ons werkgebied heeft het predicaat ‘dementievriendelijk’. Zes andere gemeenten zijn bezig dat te worden. Deze gemeenten anticiperen daarmee op de grote groep mensen met dementie die er nog aan komt. ‘Dementievriendelijk’ wordt gezien als belangrijk, maar het wordt vooral gezien als informatie en voorlichting: burgers, Wmo-consulenten, baliemedewerkers en buitendienstmedewerkers scholen op dementie, maar ook vrijwilligers van buurthuizen en verenigingen. Wat gemeenten daarin doen is publieksvoorlichting, bewustwording en training. Ik denk echter dat er nog meer stappen te zetten zijn als het gaat om verantwoording en financiering.’
Lees hoe jouw gemeente dementievriendelijk wordt
Hoe ziet die dementiemonitor eruit?
‘‘De Dementiemonitor wordt om de drie jaar gehouden en laat zien waar je als gemeente staat. De monitor is in 2010 ontwikkeld. De vragen zijn nauwelijks veranderd, dat helpt om een goede vergelijking te maken. Naast een objectief meetinstrument is het een heel goed middel om met gemeenten een gesprek over dementie te voeren. In deze monitor worden mensen met dementie en hun naasten niet bevraagd, dat zou wel goed zijn om ook te doen maar vraagt teveel tijd. Wel vragen we organisaties uit ons netwerk aanwezig te zijn bij de gesprekken en voorbeelden aan te leveren (zie kader).’
De Dementiemonitor is verdeeld in 5 domeinen:
- Cijfers: hoeveel mensen met dementie en mantelzorgers zijn er in de gemeente?
- Voorzieningen: dan hebben we het over dagbesteding, Alzheimer Café, ontmoetingscentra, inzet van vrijwilligers en mantelzorgondersteuning.
- Beleid: wat heb je op papier staan in nota’s of plannen van aanpak, is er een raadsbesluit, hoe heb je overleg met relevante lokale organisaties?
- Informatie: wat weten de Wmo-consulten? Zijn ze getraind, wat staat er op de website? Is de vraagverheldering op orde?
- Langer thuis: beleid en cijfers. Wat weten en kunnen medewerkers van de sociale wijkteams?
Wat levert de Dementiemonitor voor gemeenten op?
‘Wij maken een rapportage voor alle 18 gemeenten afzonderlijk en schrijven een overall-rapportage voor het hele werkgebied. Dan kun je er niet omheen om te benoemen welke gemeente goed scoort en welke gemeente niet. Een grappig neveneffect is dat gemeenten daardoor zijn gaan benchmarken. Dat werkt prikkelend. Een gemeente zegt dan: het kan niet waar zijn dat wij onder de middenmoot scoren. Voor zo’n gemeente is dat aanleiding om het onderwerp nieuw leven in te blazen.’
Eindelijk de stap gezet…
‘Een meneer met dementie heeft eindelijk de stap gezet om naar de dagbesteding te gaan. Hij is gaan kijken bij de dagbesteding en heeft samen met zijn vrouw het besluit genomen: ja, daar wil ik naar toe. Maar dan begint het lange wachten op de beschikking van de gemeente. Dat kan wel 6 weken duren. Naarmate de tijd verstrijkt, verliest meneer zijn enthousiasme. Als wij dit in het gesprek over de monitor aan de gemeente voorhouden, is de reactie: dit zou eigenlijk niet zo moeten. Zo’n praktijkvoorbeeld helpt om de gemeente in beweging te krijgen. Zes weken is te lang, zeker als je bedenkt dat mantelzorgers vaak laat aan de bel trekken. Als gemeente moet je sneller in actie komen, de cliënt mag geen last hebben van de administratieve achterkant.’
Welke rol zie je voor gemeenten?
‘Het is belangrijk dat gemeenten zich actief ‘bemoeien’ met de zorg en ondersteuning. De casemanagers van Geriant doen een uitgebreide intake over 13 zorgdomeinen. Zij zijn de experts in dementie. Daar mag je van aannemen, ook als gemeente, dat het klopt. Waarom zou je dat nog overdoen in een keukentafelgesprek? Twee gemeenten in ons werkgebied nemen bijna altijd integraal de adviezen over van de casemanagers van Geriant, zonder keukentafelgesprek. Dat scheelt een vervelende confrontatie met hun ziekte voor cliënt en mantelzorger, het scheelt personele inzet en het versnelt het afgeven van indicaties.
Anderen gemeenten vinden dat ze die indicatie niet mógen overgeven. Ze hebben soms het idee dat casemanagers te ruim indiceren of teveel situaties als spoed beoordelen. Daar kan een financiële prikkel achter zitten óf gebrek aan kennis over dementie. Wij wijzen deze gemeenten op voorbeelden in Den Helder en Alkmaar, waar dit goed gaat. Kost het daar meer? Nee. Bovendien blijven deze gemeenten ook in gesprek met Geriant over hoe de afspraken uitpakken en welke knelpunten er zijn.’